Friendly Enemies. Tot elkaar veroodeeld.
door: Vincent van Velsen
Symposium – Diner op 26 mei 2013 in Arti et Amicitae
i.s.m. partners De Appel en Arti et Amicitae
Dat het niet vreemd is dat kunstenaars en curatoren vaak vrienden zijn is niet opzienbarend, de meeste contacten worden nou eenmaal tijdens werktijd opgedaan. Dat vriendschap de verhoudingen tussen kan beïnvloeden en daardoor invloed heeft op de werksfeer is ook niet heel vreemd, maar wel interessant om te onderzoeken wat de consequenties hiervan zijn.
De avond begon met een tekst van Ann Demeester over het vraagstuk van Friendly Enemies, een term die zij zelf in de gelijknamige film (2005) van Danila Cahen (2005) heeft geïntroduceerd. Eerder schreef Ann Demeester de column ‘Raak nooit bevriend met een kunstenaar’ voor DeVriend, het magazine dat bij My Friend. My Enemy. My Society. verscheen, (klik hier voor Demeester’s column ).
De film Friendly Enemies was de initiële uitgangspositie van de avond bij Arti et Amicitae, waarin de (mogelijk problematische) verhouding tussen kunstenaars en curatoren centraal staat. Met het door de manifestatie My Friend My Enemy My Society extra toegevoegde ingrediënt ‘vriendschap’ ging de avond in op diens invloed op de werkverhouding.
Na Ann Demeester’s tekst en fragmenten uit de film Friendly Enemies was het tijd voor het diner in Arti. Nadat iedereen het toetje had gegeten werd het symposium voortgezet. Bahram Sadeghi ondervroeg verschillende vriendenkoppels uit de kunst over hun vriendschap en hoe dit hun werk beïnvloedt.
In het eerste gesprek, dat werd gevoerd met Maria Barnas (schrijfster en beeldend kunstenaar) en Danila Cahen (filmmaker en curator) kwam de balans tussen vriendschap en werk gelijk aan de orde. Sadeghi vroeg hen naar de tentoonstelling Shapeshifting die de spil vormde tijdens de manifestatie My Friend My Enemy My Society. In deze tentoonstelling is Maria Barnas niet alleen de curator, maar ook als kunstenaar aanwezig. Tevens is haar partner, Felix Weigand, met een werk vertegenwoordigd. Hetzelfde geldt voor de zus van Danila, Daya cahen. Over de overwegingen van deze keuzes waren zij vrij kort. Het had een hoger doel: een goede expositie maken. Dat hun kennissen – en zij zelf – goed in het thema passen heeft volgens hen te maken met het hebben van overeenkomstige interesses, maar ook met het praktische aspect dat ze dat werk goed kennen. Verder ging het gesprek over de tendens binnen de samenleving waar de tentoonstelling uit voort is gekomen: groeiende onverdraagzaamheid en formele restricties die verhoudingen en omgang bemoeilijkt. Het inlevingsvermogen, en de welwillendheid, van de burgers jegens elkaar is het afgelopen decennium hard achteruitgegaan. De onvrede en systematiek die hier aan ten grondslag ligt wilden zij in de expositie uitbeelden, vatten en duiden.
Het tweede panel bestond uit fotograaf Popel Coumou, schrijver en curator Alexander Mayhew en kunstenaar-curator en organisator van de avond Tatjana Macic. Voor de laatste was, onder het mom ‘if you can’t beat them, join them’ de afhankelijkheid die zij ervoer als kunstenaar de reden om zelf curator te worden. De rol van beide partijen binnen de wisselwerking werd besproken, waar de een iets maakt en de ander het uitlegt en de relatie met een groter geheel kenbaar maakt. Ook de galeriehouder kwam in deze context langs, deze heeft weer een andere functie in het geheel, maar uiteindelijk draait het allemaal om vertrouwen. De kunstenaar in de curator het werk juist te behandelen en te plaatsen; de kunstenaar in de galeriehouder de werken juist te presenteren en de juiste persoon of instelling (koper) voor het werk te vinden. Aan de andere kant dienen curatoren en galeriehouders te bewijzen dit vertrouwen waard te zijn. Er is meestal sprake van een vertrouwensband die zich net voor vriendschap bevindt, omdat er ook een zakelijk aspect is. Hoewel er vaak vriendschappen uit een samenwerking voortkomen, was dit panel van mening dat het not-done is om over vrienden te schrijven of deze te cureren. Toch kan vriendschap ook goed zijn, omdat kennis en vooral eerlijkheid van groot belang is bij het beoordelen van werk – en in vriendschappen is eerlijkheid de belangrijkste voorwaarde.
Deze eerlijkheid, samen met loyaliteit, is ook van groot belang binnen de vriendschap van kunstenaar Maria Pask en curator Frederique Bergholtz. Beiden houden er slechts ‘a couple of friends’ op na, wat hun band des te specialer maakt. Ze praten veelvuldig over kunst, maar soms is het ook fijn om in stilte een handeling te delen. Zo gingen ze samen bij een pottenbakclub om terug naar de basis van het kunstenaarschap van Maria Pask te gaan – wat, achteraf, voor haar tot een volgende stap in haar werk heeft geleid. In hun vriendschap zijn ze gelijkwaardig, maar als het gaat om financiële waardering van haar professie is het Bergholtz die de boventoon voert; zoals het eigenlijk altijd gaat in de verhouding tussen kunstenaar en curator. Het betrekken van vrienden bij werk kan volgens hen wel degelijk, zolang je maar professioneel blijft. Het vermogen van het kunnen uiten en incasseren van kritiek, ook binnen een vriendschappelijke sfeer die doorloopt in de werksfeer is hier onderdeel van: dit vermogen ontwikkeld zich met de jaren, als volwassenheid.
Uiteindelijk kwamen de verschillende sprekers samen met het publiek tot de conclusie dat kunstenaars eigenlijk helemaal geen curatoren nodig hebben, maar dat het systeem zo werkt. Ook binnen kunstenaars-collectieven is er altijd iemand die het geheel overziet en aanvragen voor het grootste deel schrijft; als een kunstenaar een tentoonstelling samenstelt wordt er toch gesproken over curator; bij instellingen werken curatoren; en galeries hebben galeriehouders. Met hen moet noodgedwongen samengewerkt worden als een kunstenaar wil tentoonstellen of verkopen. Tegelijk zijn kunstenaars niet te vervangen: want zij geven de (materiële) inhoud aan de tentoonstellingen. Dat is de reden dat ze tot elkaar zijn veroordeeld.
zie: http://www.deappel.nl/exhibitions/e/841/
zie: http://www.arti.nl/